Als klein kind dacht ik dat de muziekwereld uit kerkliederen
bestond. De psalmen en gezangen die mijn moeder in de kerk zong, kwamen recht
uit haar hart. Ik kreeg er kippenvel van. Met het hele gezin zaten we op het
kerkkoor, dat door juffrouw Eldrink gedirigeerd werd. Zonder dat we ‘t
beseften zongen we hele stukken uit de Mattheus-Passion. In die tijd kwam mijn
vader vanuit de ouderlingenbank en de dominee van zijn kansel om zich bij het
koor te voegen. Op de eerste rij balkon, zat onze dikke buurman Broere. Ook hij
was een enthousiast zanger, echter niet in het koor. Hij was een beetje doof.
Wanneer de dominee vertelde dat het tweede deel van de psalm ná de liturgie
gezongen moest worden, galmde zijn stem solo door de doodstille kerk. Als kind
was dit een van de hoogtepunten van de meestal saaie kerkdienst.
De kerkorgelmuziek vond ik het mooist aan het einde van de dienst,
want dan klonk die vrolijker. De vingers van de organist maakten een dolle dans
op de toetsen. De strakke staccatonoten maakten in mij een onbedwingbare
blijheid los, die mijn voeten deden dansen, mijn armen bewegen en mijn hart
lichter maakte. Of was het mijn blijdschap dat ik uit dat hoge strenge gebouw
mocht, waarin zonde, schuld, spijt en berouw gepreekt werden?
Nadat we op een zekere zondag weer eens met het kerkkoor gezongen
hadden, werd ik door mijn nieuwe vriendinnetje Jannie - de domineesdochter -
gevraagd om met haar mee naar huis te gaan. We waren toen een jaar of zes. De
lichtjes in haar ogen vertelden me dat er iets spannends te gebeuren stond. Ze
woonde in het grote witte huis, naast de
Hervormde kerk. Ik volgde haar op het smalle pad tussen de kerk en de pastorie.
Af en toe keek ze glunderend om. Ze leidde me naar een donker hoekje van de
huiskamer. Op de grond stond een grammofoonspeler, iets nieuws in die tijd.
Behendig zette ze de naald op het plaatje dat op de pick-up lag. ‘De ark van
Noach’ vulde de kamer met geluid van
wild stromende regen en een timmerde Noach die zijn ark voor de zondvloed klaar
wilde hebben. Er klonken harde stemmen van mensen die hem bespotten vanwege
zijn angst en haast.
Het hele Bijbelverhaal schalde door de grote hoge kamer.
Op onze knieën zaten we zo dicht mogelijk bij elkaar te genieten van het
verhaal dat zomaar uit dat kastje kwam.
Toen het plaatje nog maar net afgelopen was, kwamen haar twee
grote broers binnen. Later zou me duidelijk worden dat in dit gezin ieder op
zijn beurt, muziek of andersoortig geluid mocht maken. Met grote stoere passen
liepen ze schouder aan schouder op een oude piano af, die aan de andere kant
van de kamer stond. Meestal belandden ze tegelijk op de pianokruk, ondertussen
elkaar wegduwend. De kamer vulde zich met muziek in verschillende ritmes die me
meesleurden. Ik sloot mijn ogen. Die dag wist ik nog niet dat dit
boogiewoogiemuziek was.
Om mijn overweldigende gevoelens te verbergen legde ik
mijn handen in een kommetje over mijn mond en neus, terwijl ik mijn adem
inhield. Pas toen de jongens weg waren durfde ik dichterbij de piano te komen.
De stilte zinderde nog na en ik was mijn vriendinnetje helemaal vergeten. Als een afgebeuld paard trilde het machtige
muziekinstrument. Langzaamaan kwam mijn ademhaling weer op gang. Op ooghoogte
zag ik een rij glanzende crèmekleurige toetsen met doffe zwarte er boven.
Behoedzaam drukte ik mijn rechterwijsvinger op één ervan en luisterde naar het
iele geluid. De wereld van muziek was vast niet weggelegd voor een arm meisje zoals
ik. Jaren later, vlak voordat ik veertig werd, nam ik pianoles en ontdekte dat
het handig is om over muzikaal talent te beschikken. En dat dit maar weinigen
gegeven is!
Copyright Laura Daggers-de Koning
Geen opmerkingen:
Een reactie posten