zondag 17 augustus 2014

De inleiding



                                                   Inleiding

De zwoele zomerwind verwaait hun zorgen. De helblauwe lucht en voorbijgaande wolken lijken speciaal voor hen geschapen. Ze fietsen door de glooiende duinen richting zee. Dan raken ze van het pad af, slingerend door het mulle zand laten ze zich van hun fiets afglijden. Hun lenige jonge lichamen vlijen zich op de zachte mosvloer. Als een traan haar ontglipt, knielt hij bij haar neer om haar te troosten. “Hoe zou ons kindje eruit hebben gezien?” fluistert ze.

Het is alweer vier maanden geleden, maar het verlies schrijnt nog. Ze strekt haar armen en benen, zucht diep en ontspant haar lichaam. Hij is op zijn knieën naast haar gaan zitten. Zijn donkerbruine ogen speuren haar gezicht af. Ze trekt hem naar zich toe. De wind waait hun haren en kleding los. Aandachtig bekijkt hij haar blootgewaaide dij. Hij begint haar benen te strelen. Kust haar ogen, een voor een, en eindigt zijn zoektocht met een kus op haar vochtige lippen. Gretig beantwoordt ze zijn aanzwellende hartstocht.
‘Met hem wil ik oud worden’, schiet het door haar heen. Ze weet wel dat hij als landarbeider hard moet werken voor iedere cent. Maar voor haar vertegenwoordigt hij een andere rijkdom, iets dat niets met geld te maken heeft. Iets waar haar hart sneller van gaat kloppen. Gretig graaien haar handen door zijn zwarte haardos. Fel drukt ze haar lichaam tegen hem aan. Intussen spieden haar ogen de horizon af naar een beschutte plek. Samen verdwijnen ze in de luwte van de dichtstbijzijnde duinpan.

En zo word ik door hartstocht, liefde en lust tot leven verwekt. Mijn ziel incarneert weer in het vlees. Er was er maar eentje van de drie miljoen spermatozoïden die moeders eitje bevruchtte. Het eitje dat zich hals over kop een weg baande in haar eierstok, op weg naar de baarmoeder om zich daar ‘bevrucht’ te nestelen, zich steeds verder te celdelen. Mijn blauwdruk; duinen, zon, wind, vrijheid, liefde en hartstocht, kreeg ik van mijn ouders erbij. En ook dat ik moet lukken.

De celdeling gaat vliegensvlug, en na een paar maanden als al mijn lichaamsdelen zich gevormd hebben, en ik kopje duikelend in moeders vruchtwater en duimzuigend groter en groter groei, ontwikkel ik me langzaamaan tot een meisje. Het voelt vrij om op de deining van moeders warme schoot mee te wiegen. Beschut in de veiligheid van het constante ritme van haar hartslag. Plus het geluid van hun beider stemmen die mij vanaf het begin al zo vertrouwd zijn. Als foetus groei ik tot een volwaardig lichaam. En ineens komt de drang - of is het dwang - om deze steeds kleiner wordende behuizing te verlaten. Met steeds dringender en venijniger duwtjes word ik mijn holletje uitgedreven, de donkerte in. God weet waar naar toe! Mijn hoofd gaat als eerste en de rest volgt, tegenstribbelend. Na een langdurige en benauwde strijd, die ik uiteindelijk verlies, staat aan het einde van deze ‘bloedlinke’ gang een vrouw met een wit schort en een fel licht. Haar handen pakken me direct onder mijn oksels. Ik knijp mijn ogen dicht. Ik zou het liefste weer terug kruipen.
Met een schaar knipt ze de navelstreng door. Ze legt me op een tafel en vouwt mijn armen en benen in en uit. Alsof ik een trekpop ben. Dan telt ze mijn vingers en tenen en knikt plechtig:
 “Ja hoor, alles erop en eraan. Ze is helemaal gelukt mevrouw!”
Waarop mijn moeder gerustgesteld haar hoofd terug in de kussens laat zakken.
De vroedvrouw wikkelt me in een witte wafeldoek, wat eigenlijk gewoon een luier is.
Ze legt me op een ijskoude weegschaal, roept iets over ponden en onzen en kleedt mij dan aan in veel vormeloos wit. Ik moet alles laten gebeuren. Uiteindelijk lig ik tegen de borst van mijn moeder, die zacht aanvoelt en heerlijk ruikt. Ik krijg voor het eerst eten en heb zo’n overweldigende honger, dat ik me gulzig tegoed doe aan haar zoete melk. Als ik genoeg heb, leun ik met mijn wang tegen haar warme borst. Ik boer onbehouwen, terwijl mijn zuigende lippen nog bewegen van de overvloed.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten